Semafoor

Je staat voor het imposante gebouw. Je kijkt omhoog, naar de top. Leuk om van te bungeejumpen zonder touw misschien. Weer omlaag. Zucht. Naar binnen dan maar. In de hoop dat je je hoofd in het hier en nu kan krijgen, kijken je ogen wat rond, naar willekeurige vormen en voorwerpen. Je voeten doen zoekend mee, alsof je een verdwaalde pelgrim in een kathedraal bent die een onzichtbaar labyrint volgt, een mozaïek met meer kronkels dan tegels. Mensen trekken hun wenkbrauw op, en voelen zich op hun hoede. Wie is dit? Wat komt hij hier doen? Hij wijkt af van de norm, dus op welke manieren wijkt hij nog meer af? Ben ik in gevaar? Gaat hij iets raars zeggen of doen? Een ongemakkelijk en vervelend gevoel omarmd mij, hoe kom hier toch in godsnaam zo snel mogelijk van af!? Ze willen je niet helpen, integendeel, ze willen zo snel mogelijk ontsnappen, als ze überhaupt al de klauwen van een interactie niet konden ontkomen. Je voelt het aan, al je ledematen zitten in de weg, en je voelt je bezwaard om te bestaan. Je longen zijn in paniek en je hart ontploft. Als een microfoon die voor de speaker wordt gehouden versterkt de gemeenschappelijke misère zich; als een stinkende drol in een te druk zwembad kabbel je dwars door het sociale vaarwater heen. Hoe lang nog voordat iemand de badmeester roept??

Je kijkt wat rond over de parkeerplaats. Als het paard van Sinterklaas springt je blik over de daken van de geparkeerde bolides, op zoek naar jouw autootje. Wie weet heeft hij wel pootjes gekregen! Ah, daar! Gelukkig, hij staat er nog (op wielen). Hoofdingang! Nou, dit is de plek; hier moet je zijn. Naar binnen dan maar. Spannend! Je kijkt wat rond naar de architectuur, maar, op zoek naar gezichten, balies, liften, trappen, en genummerde deuren, wijkt je lijn van zicht niet te ver af naar boven of beneden. Een vriendelijke mevrouw staat ineens met een glimlach voor je, en met een mengsel van enthousiasme en opluchting voel je aan dat je in goede handen bent.

Laconiek loop je de tent binnen, naar je doel toe. In je pas aarzel je niet. Je benen, niet je ogen, zijn aan het wandelen. Niemand kijkt een tweede keer naar je om, en niemand vraagt je vriendelijk waar je moet zijn. Als een tandwiel in een gesmeerd mechaniek baan je je een weg door de mensen. Je loopt een deur door waar "Alleen personeel" op staat. Er zijn wat mensen, je geeft een knik en een groet, en loopt zonder meer door. Niemand zegt er wat van, ze zijn alweer terug bij hun gesprek over wiens vakantie het verste weg was.

2024-08-06 in verhalen