Een onstopbare kracht ontmoet een onbeweegbaar object

In de verre verte, bij een spits gebergte, doemde er een vrachttrein op vanuit een duistere tunnel. Het was een oranje-gele Santa Fe, een lawaaiig beest met bloed gemaakt van diesel dat vurig door zijn industriële hart stroomt, en hij had haast; de trein liep achter op schema. De lucht was wat bewolkt, en de vogels die over vlogen zagen niets anders dan een gele slang die zich een weg baande door het dichte naaldbos, en uitstekende takken met zich mee zoog, om ze even later weer vrij te laten.

De slang naderde een buitenstad, met her en der kleine wagentjes die kleine poppetjes vervoerden naar kleine huisjes. Het was nu wel duidelijk dat de trein het station niet zou halen. De conducteur had een andere bestemming in gedachte, en de locomotief, die nu overtoeren maakte, draaide wat bij zodat de gele machine nu recht op een huisje af stormde. NAAM had de telefoon stevig in zijn hand, je zou bijna denken dat het ieder moment kon knappen, zo’n druk stond er op. Er klonk een hoorn, en het geluid van treinwielen die tegen de rails aan kloppen bij een overgang, maar er was geen spoor, alleen een stoeprand. Wagon na wagon na wagon na wagon denderde richting zijn woonkamer. De locomotief zelf was vies, bedekt met opgedroogd slijk en roest, maar aan de voorkant waren lange, ranke stekels van glimmend metaal vastgemaakt.

De conducteur keek uit zijn raampje met een vastberaden blik. Hij moest dit doen. De trein ging zonder moeite door de betonnen muur heen, als een overmoedig kind dat schaatst op te dun ijs, en de betonbrokken vlogen alle kanten op. NAAM merkte niks. Hij hoorde niks, en hij zag niks. De conducteur kakelde manisch, en het vlijmscherpe metaal voorop glom vurig met een achterbakse glim. De telefoon die hij vasthield vloog door de botsing tegen de muur aan en spatte uiteen in duizenden glasscherven en gebroken chips en gebogen metaal. Hij voelde hoe zijn hart werd doorboord, zijn longen samengeperst. Een scherpe pijn schoot door zijn hele lichaam en een geluid direct uit de hel spoot als hete stoom uit zijn mond. De trein was nu verdwenen, maar niet zonder eerst zijn ziel mee te nemen. In de verte klonk nog steeds de gestoorde lach van de conducteur. NAAM hoorde het niet. Hij hoorde alleen een machtig geklop in zijn hoofd, alsof er een wapensmid een zwaard zat te smeden met de hamer van Thor.

2020-03-28 in verhalen