Gebakken lucht
Het steegje was donker, enkel verlicht door een schemerige gele streep die voorzichtig uit de loods aan het ontsnappen was door de kierende deur. Haar vingers gleden over de bakstenen muur. Ze voelde de gladde grijze mortel die al een eeuw geleden tussen de ruwe rode blokken was samengeperst. Haar ogen draaide bij en haar pupillen verkleinden, en de gele streep was genoodzaakt om nu over haar gezicht heen te wandelen, en hij likte daarbij voorzichtig de puntjes van haar haar. Haar andere hand tastte de houten deur af, tot haar vingers het randje hadden gevonden, en haar nagels zich er stevig in vastbeten.
Bij het verslagen hek hing een bord, ietwat scheef, ietwat verkleurd, maar alsnog leesbaar:
VERBODEN TOEGANG Art. 461 Wetb. v. Strafr.
Er klonken binnen wat stemmen, maar in het geheel was het rustig en bedaard. Haar rugzak leek harder aan haar schouders te trekken, alsof hij haar terug wilde halen. Er was een kriebel in haar nek. Een plukje haar zat raar. Ze mepte het weg. Haar blouse zat strak. Ze plukte aan de stof, deed het bovenste knoopje los, en bewoog willekeurig haar schouders. Nog een verschrikking: nu er zat een steentje in haar schoen. Of een stofje. Of misschien zat de sok gewoon verkeerd. Er hing een geur van roet en pek in de lucht. De wind was afgeleid in de bosjes aan het ritselen, en de takken van de bomen dansten ritmisch heen en weer. Door alle takken en bladeren en wolken was de maan niet meer te zien.
Het was niet goed te zien waar ze mee bezig waren. De man was iets aan het bekokstoven met een vrouw, of misschien was het een man met lang haar. Of iets non-binairs, ofzo. Er stond een roestige braadpan op een vuile kookpit op een versleten tafel op de bevlekte betonnen vloer. Er lag een stalen mandje met keukenpapier naast. Nu zag ze het. Beige balletjes werden de pan in gegooid en deden het hete vet spetteren. De één pakte doorzichtige hompjes en gaf ze een heilige doping in ei, om daarna gedroogd te worden in bloem. De ander schepte het zodanige preparaat het vet in. Hun gezichten gnarlden gemeen. Buiten was het begonnen met regenen, en ze voelde hoe de kou haar betastte. Er viel een balletje uit de pan, op de grond. Hij brak open. Haar wenkbrauwen vertrokken richting de zenit en haar kaak naar de azimut. Hij was vanbinnen volledig hol. Haar voet verschoof instinctief, en haar nagels gaven de deur zijn vrijheid terug. Dankbaar kraakte hij.
Verstoord keken de gezichten op. Boos. De tafel werd omver gestoten en ze renden op haar af, de man greep naar iets bij zijn broek achter zijn rug. Ze duwde haarzelf van de muur af en rende over de oude stenen het steegje uit, de straat over, terug naar de kant. Ze sloeg de trap naar beneden over en gleed over het modderige gras naar haar trouwe kotter. Het opengeknipte hek rinkelde in de wind. Hij wachtte geduldig terwijl de bastaarden met hun zware laarzen achter haar aan zaten. Ze hoorde de voetstappen naderen. Snel gooide ze de trossen los en gaf ze een zetje tegen de wal. Het dek was doorweekt van het weer, en met benen van pudding kroop ze krampachtig de stuurhut in en startte ze de motor. Ze hoorde een plons. En nog een plons. De dieselmotor kwam tot leven en gromde gemeen, als een hond die haar zou beschermen.
Terwijl ze weg van het eiland voer klonk er een knal, en diep vanuit de romp een klang. Ze wilde alleen maar weg, zo snel en zo ver mogelijk. Nog meer knallen. De geur van diesel. Het klotsende water golfde gestrest en deed de boot nerveus wiebelen. De motor gromde door, en bracht haar weg naar het grote water. Ze was veilig, maar de wind was volledig van streek geraakt. De wind wilde onder haar blouse door kruipen, maar ze zat veilig binnen, achter staal en glas. Gefrustreerd trok en duwde hij aan de kotter. Bij elke beweging brulde de motor. Het water werd heen en weer gemasseerd en de golven werden steeds hoger.
De boot begon voorzichtig steeds erger slagzij te maken. In de bilge klonk er geklots. Het gegrom van de motor verblubberde. Het opgefokte water viel aan door tegen de ruiten te slaan. Schuim, groen, blauw was alles wat ze kon zien. En daarna sloeg er nog een golf in. En nog een. Er ontstonden barsten in de ramen. De wind beheerste het kille water als een kickboxende marionet. De kanteling werd steeds erger, en het licht viel uit. Haar voeten voelden ineens koud en nat. Een genadeslag van water sloeg aan de zijkant door een van de ruiten heen alsof het dood hout was. De boot rolde gevaarlijk ver over, en ze viel om in een natte plas. Haar blouse was bang en nat en klamde zich vast aan haar zachte en warme lichaam. Haar benen werkten nog steeds niet goed mee en nu rilde ze ook nog eens van top tot teen. Nog een golf sloeg in en er drong zich nu een stortvloed van water naar binnen van alle kanten. De boot rolde om.
Het koude water omarmde haar overal als een magisch zacht bed en in het zout voelde ze zich als een smeltende slak. Er werd niet meer aan haar getrokken. Het was donker, alle felle en doordringende bronnen van licht waren nu gedoofd, en de echo's van de voetstappen verdampt. Er was geen geluid meer. Ze ontspande langzaam haar handen, voeten, armen, benen, nek, en haar hele lichaam werd lam. Het was rustig en aangenaam. De zilte zee omhelsde haar stevig en suste haar zachtjes in slaap. En morgen zou ze pannenkoeken als ontbijt maken. Met extra veel stroop. En met de handen oprollen en eten, geen bestek. Haar handen en lippen zouden plakkerig en zoet zijn, net als de fles stroop, en het bord.
2023-04-07 in verhalen